Inhoudsopgave
Een vocht en CO2-gestuurd ventilatiesysteem
Plaatsen van de unit en doorvoeren
Een comfortabel binnenklimaat
In huis wordt veel vocht geproduceerd. Ruimten waar in het stookseizoen niet wordt verwarmd blijven koud. Vocht dat in huis geproduceerd wordt, trekt naar de koudste delen van het huis, waar het condenseert. Dit gebeurt vaak in de kelder, tegen het zolderdakraam of trekt in de constructie van het huis.
Het is belangrijk dat goed wordt geventileerd om te voorkomen dat er houtrot in de kozijnen optreedt. Maar ventileren is ook belangrijk om een gezond en prettig binnenklimaat te garanderen. In een goed geventileerde woning krijgen allergenen zoals bacteriën en schimmels geen kans zich te ontwikkelen.
De aanwezigheid van mensen in huis zorgt voor CO2 uitstoot. Een goed ventilatiesysteem zorgt er ook voor dat CO2 geen ongezonde waarden bereikt. Tegelijk zorgt (veel ventileren) in het stookseizoen voor het verlies van warmte. Daarom willen we voldoende, dus niet te weinig maar ook niet te veel ventileren.
Soorten ventilatiesystemen
Er zijn verschillende typen ventilatiesystemen:
- Natuurlijke ventilatie
- Een traditioneel mechanisch ventilatiesysteem, ook wel woonhuisventilator genoemd. Deze ventilator zuigt lucht aan via roosters in ramen en zuigt deze af op plaatsen waar ventilatiebehoefte bestaat. Deze ventilatiesystemen zuigen af in toilet, badkamer(s) en keuken. Er zijn ook mechanische ventilatiesystemen die ook in keuken, woonkamer, en slaapkamers afzuigen. Sommige zijn CO2 en vocht gestuurd of kunnen daartoe worden uitgerust.[1]
- Een centraal balansventilatiesysteem[2]: Een balansventilatie voert in alle ruimten waar geleefd wordt, dus ook in de slaapkamers lucht aan. Vrijwel altijd is de ventilatie-unit gekoppeld aan, of geïntegreerd in, een warmte terugwin (WTW)-unit, waarmee de warmte uit de afgezogen lucht wordt teruggewonnen. Moderne balansventilatiesystemen kunnen worden uitgerust met sensoren voor vocht en CO2. Deze systemen vraaggericht en daardoor veel minder dan een systeem zonder CO2 en vochtsturing.
- Een decentraal ventilatiesysteem: In de leefruimte wordt een ventilatie-unit met warmteterugwinning geplaatst die ventileert op basis van CO2. Decentrale ventilatiesystemen zijn ook verkrijgbaar in combi-apparaten met verwarming en koeling.
Bij een centraal balansventilatie wordt de luchtaanvoer geregeld met een luchttoevoerkanaal door het dak of via gevels en wordt warmte uit de ventilatielucht teruggewonnen.
Principe van warmteterugwinning in een balansventilatiesysteem Aanleg balansventilatiesysteem in een woning
Let op: bij een traditioneel ventilatiesysteem zijn roosters boven de ramen nodig; bij een balansventilatiesysteem niet!
Typen balansventilatie
Er zijn een aantal gangbare typen balansventilatiesysteem:
- Ventilatiesystemen met afvoer van lucht in keuken, badkamer en toilet, en toevoer van lucht naar leefruimten. Voorbeelden NIBE, Orcon HRC, DucoEnergy, Brink Renovent.
- Ventilatiesystemen met centrale toevoer via trapgat en afvoer in leefruimten, b.v. Itho Daaldrop HRU-eco.
- Ventilatiesystemen met overstroomfaciliteiten, bijvoorbeeld BluMartin Freeair. Ook zijn er voor type 1 systemen ook losse doorstroomunits die boven de deur worden geplaatst te verkrijgen (zie onder)
Alle bovengenoemde systemen kunnen worden uitgevoerd met CO2 en vochtsturing. Tussen en binnen merken en typen zijn nog verschillende mogelijkheden zoals de plaats van de sensoren (per kanaal of centraal) of er kunnen losse sensoren in de leef- of slaapruimten worden geplaatst. Vaak kun je kiezen voor een automatisch regeling én een afstandsbediening, zodat je desgewenst op ECO (max. 1200 ppm), normaal (max. 800-1000 ppm) of extra wil ventileren.
Opties
Een aantal systemen zijn geïntegreerd met een warmtepomp, zoals de NIBE-ERS, De Brink Renovent (in een iCEM met een Mitsubishi Ecodan warmtepomp), of een Nilan Compact.
Veel systemen hebben een zogenaamde bypass. Deze zorgt voor een beetje koeling in de zomernacht. Zodra de temperatuur buiten koeler is dan binnen, wordt deze koele lucht aangevoerd. Kies ook een systeem met vorstbeveiliging.
Hoe de vorstbeveiliging werkt is niet bij alle systemen hetzelfde. Sommige systemen zijn uitgerust met een elektrische bijverwarming; andere laten warme lucht uit de woning in de unit circuleren zodat de koude lucht wordt verwarmd.
Er zijn ook WTW-units die (optioneel) een zogenaamde enthalpiewisselaar hebben Deze enthalpiewisselaar zorgt voor een goede luchtvochtigheid in de woning. (Te) veel ventileren kan te droge lucht veroorzaken. WTW-units met een enthalpieregeling hebben geen condensafvoer nodig; WTW-units zonder enthalpieregeling hebben wel een condensafvoer nodig.
Veel systemen zijn verkrijgbaar als 1- of 2-zone of zelfs 4-zone systeem. Bij een 2-zone-systeem wordt middels een klep de leef- en slaapruimten in 2 zones verdeeld. Overdag wordt in de leefruimten lucht aan- of afgevoerd; overdag in de slaapruimten. Een 2-zone-systeem is energiezuiniger maar ook duurder.
Benodigde capaciteit
Het bouwbesluit schrijft voor hoe groot de capaciteit van de ventilatie-unit moet zijn. Dit is afhankelijk van de oppervlakten de leefruimten. De aan- en afvoercapaciteit moet voldoende zijn. Dit geldt voor het traditioneel ventilatiesysteem: er roosters moeten voldoende lucht kunnen aanvoeren.
Voorbeeldberekening voor de berekening van de (minimaal) benodigde ventilatiecapaciteit
Aanleg en kanalen traditioneel ventilatiesysteem
Een traditioneel ventilatiesysteem heeft een dakdoorvoer waar de lucht wordt afgevoerd. Vanuit de unit lopen kanalen naar de keuken, badkamer(s) en toilet(ten).
Aanleg en kanalen balansventilatie
Plaatsen van de unit en dak- of geveldoorvoeren
In woningen wordt de WTW/ventilatie unit meestal op zolder of op de hoogste verdieping geplaatst. Vanuit de unit lopen 2 grote kanalen door het dak en/of de gevel. Ook is het vaak mogelijk om de unit in de kelder te plaatsen.
Let wel dat een unit een formaat van ongeveer 90x80x60 heeft. Kanalen moeten met een niet al te scherpe bocht boven of naast de unit gemaakt kunnen worden. Als niet voor een enthalpiewisselaar wordt gekozen moet ook plaats zijn voor een condensafvoer onder de unit. Verder moeten de filters aan de voorzijde van de unit in- en uitgenomen kunnen worden. De wtw-unit heeft daarom redelijk wat ruimte rondom nodig. Veel units hebben overigens wel opties voor links/rechts/boven aansluiting. Een unit van 450-500 m3 heeft dak/gevel doorvoer met een diameter van 180-200 mm nodig. Om condensatie in deze kanalen tegen te gaan moeten ze goed zijn/worden geïsoleerd.
Aanleg van kanalen voor de distributie van lucht
Er zijn 2 kanalen nodig voor de aan- en afvoer van lucht van en naar buiten. Daarnaast moet voor de distributie van lucht toevoer en afvoer worden gemaakt. Meestal voeren kanalen in de leefruimten lucht aan, en kanalen in keuken, badkamer(s) en toiletten lucht af. Soms wordt ook een kanaal in een wasruimte of bijkeuken gemaakt.
De distributie van lucht gaat meestal via een zogenaamd plenum. Dit is een soort verdeelstation waarop alle kanalen worden aangesloten.
We streven naar zo kort mogelijke kanalen vanuit de unit. Dit maakt het systeem energiezuinig en wordt geluid geminimaliseerd.
Om geluid tegen te gaan kunnen op een aantal plekken ook dempers geplaatst worden. Deze absorberen geluid.
De diameter van de kanalen is afhankelijk van de hoeveelheid lucht (het debiet) dat moet worden toegevoerd of afgezogen. De luchtdebieten moeten worden ingeregeld voordat het systeem in gebruik genomen wordt.
Als een systeem goed wordt ontworpen, aangelegd en ingeregeld, is het systeem stil en energiezuinig.
In renovatie worden vaak flexibele buizen gebruikt. Deze kunnen vaak eenvoudig en onzichtbaar naar de leefruimten te worden gebracht. Veel woningen hebben schachten die kunnen worden genut. Staat de unit op zolder dan kan vaak via knieschotten de kanalen naar beneden worden gebracht. Soms is het nodig om kanalen boven een plafond te maken. Indien grotere kanalen nodig zijn, volstaan flexibele kanalen niet. Dan worden vaak metalen spiro-buizen gebruikt.
In nieuwbouw worden de kanalen vaak in de vloeren verwerkt.
Inregelen van het systeem
Een balansventilatiesysteem moet worden ingeregeld. Met een meettoestel dat over de toevoer- en afvoerroosters kan worden geplaatst wordt de hoeveelheid lucht die langs het apparaat stroomt (het debiet) gemeten. Door de aanvoer- en afvoerventielen of ringen in een plenum verder open of dicht te draaien, kan de expert het juiste debiet instellen. Hij kan daarbij ook het toerental van de ventilator aanpassen.
Voorbeeld van een inregelschema.
Filters en onderhoud
In de WTW zitten filters. Deze moeten regelmatig worden schoongemaakt en na een aantal maanden worden vervangen. Hoe lang een filter mee gaat hangt erg af van de vervuiling vanaf buiten.
Er kan gekozen worden voor verschillende kwaliteiten filters. Hoe fijner het filter, hoe meer schadelijke stoffen worden buitengehouden. Maar de balansventilatie-unit gebruikt met fijne filters iets meer elektriciteit.
- Grof: G3 en G4 filteren grofstof, insecten, zand en haren.
- Medium: M5 en M6 filters filteren ook (stof)deeltjes die met het blote oog niet te zien zijn.
- Fijn: F7 filters, ook wel pollenfilters genoemd, filteren ook fijnstof en pollen.
Op de website van MilieuCentraal staan duidelijke richtlijnen voor het onderhoud aan balansventilatie-systemen.
[1] Dit type mechanische ventilatie wordt ook wel Type C ventilatie genoemd.
[2] Dit type mechanische ventilatie wordt ook wel Type D ventilatie genoemd.